Impact van de CSRD op MKB-ondernemingen in Nederland

De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) is een Europese richtlijn uit 2022, de CSRD-richtlijn, die bedrijfsbrede transparantie over duurzaamheidsprestaties bevordert. De CSRD verplicht veel meer ondernemingen – ook buiten de oorspronkelijk beperkte groep onder de Non-Financial Reporting Directive (NFRD) – om te rapporteren over milieu-, sociale en governance-kwesties (ESG). In Nederland zullen naar schatting 3.000 tot 6.000 bedrijven onder de rapportageplicht gaan vallen, een forse toename ten opzichte van circa 100 bedrijven onder de vorige richtlijn.


Middelgrote ondernemingen (volgens EU-definitie bedrijven met <250 werknemers en een jaaromzet ≤ €50 mln of balanstotaal ≤ €43 mln) vormen een belangrijk deel van het midden- en kleinbedrijf (MKB). Hoewel de CSRD primair is gericht op grote en beursgenoteerde ondernemingen, heeft de richtlijn ook gevolgen voor middelgrote bedrijven, direct of indirect. Vanaf 2024 treden de eerste verplichtingen in werking en dit “heeft grote effecten op veel ondernemingen, ook op diegenen die er niet direct onder vallen”. Zo zullen grote klanten en ketenpartners hun MKB-leveranciers om duurzaamheidsinformatie vragen, waardoor ook middelgrote toeleveranciers met de CSRD te maken krijgen. In deze rapportage verkennen we de impact van de CSRD op middelgrote Nederlandse MKB-bedrijven, met sectoronafhankelijke analyses per dimensie: rapportageverplichtingen, governance, ESG-integratie, kosten en implementatie-uitdagingen. We passen theoretische kaders toe – waaronder stakeholder theory, institutional theory en compliance cost theory – om de bevindingen te duiden.



Rapportageverplichtingen voor middelgrote bedrijven

 

Onder de CSRD worden de rapportageverplichtingen aanzienlijk uitgebreid. Beursgenoteerde middelgrote ondernemingen (zoals MKB-bedrijven met een notering aan een effectenbeurs) vallen vanaf het boekjaar dat start op of na 1 januari 2026 onder de CSRD-plicht. Zij moeten een jaarlijks duurzaamheidsverslag opstellen als onderdeel van hun bestuursverslag, dat openbaar wordt gemaakt en door een externe accountant wordt gecontroleerd. Voor deze bedrijven komen op maat gesneden ESG-rapportagestandaarden beschikbaar – de Listed SME (LSME) standaarden – zodat de rapportagedruk proportioneel blijft. Niet-beursgenoteerde middelgrote ondernemingen vallen formeel buiten het toepassingsbereik van de CSRD. Zij hoeven dus niet verplicht een duurzaamheidsrapport te publiceren. Toch zullen ook zij de impact voelen: grote afnemers die wél CSRD-plichtig zijn, moeten immers over hun waardeketens rapporteren en zullen van toeleveranciers (waaronder middelgrote MKB’s) diverse duurzaamheidsgegevens opvragen. Dit kan zelfs via contractuele eisen gebeuren, waardoor middelgrote bedrijven indirect aan ketenrapportages moeten meewerken.


De inhoudelijke eisen van de CSRD zijn breed en detailleerd. Het duurzaamheidsrapport moet informatie bevatten over alle relevante ESG-thema’s: Environment (milieu), Social (sociaal) en Governance (bestuur). Europese duurzaamheidsrapportagestandaarden (ESRS) geven invulling aan deze vereisten, zodat elk bedrijf op gestandaardiseerde wijze rapporteert. In lijn met de stakeholder theory – die stelt dat ondernemingen rekening moeten houden met de belangen van diverse belanghebbenden – hanteert de CSRD het principe van dubbele materialiteit. Dat betekent dat middelgrote ondernemingen in hun verslaglegging zowel moeten belichten hoe zij mensen en milieu beïnvloeden (impact-materiaal) als hoe duurzaamheidsfactoren hun eigen bedrijfswaarde beïnvloeden (financieel materiaal). Concreet vereist dit bijvoorbeeld transparantie over CO₂-uitstoot, energieverbruik en klimaateffecten, over sociale indicatoren zoals personeelsbeleid en diversiteit (bv. man-vrouwverdeling in het management), én over goed bestuur en ketenverantwoordelijkheid (bijv. hoe men leveranciers selecteert en controleert). Al deze informatie moet voortaan zichtbaar en vindbaar in het bestuursverslag worden opgenomen als afzonderlijk duurzaamheidsdeel. Bovendien moet het duurzaamheidsverslag digitaal beschikbaar zijn in een gestandaardiseerd formaat, zodat het toegankelijk is voor analyses en vergelijkingen.


Een belangrijke nieuwe verplichting is dat het duurzaamheidsverslag onderworpen wordt aan externe assurance. De CSRD schrijft voor dat een accountant (of andere erkende assurance-provider) het verslag ten minste met een beperkte mate van zekerheid moet beoordelen. Voor middelgrote bedrijven betekent dit een extra stap in het jaarverslaggevingsproces: naast de financiële audit zal ook de duurzaamheidinformatie gecontroleerd moeten worden, wat hun interne controles en datakwaliteit onder de loep legt. In lijn met institutional theory, die aangeeft dat regelgeving organisaties dwingt om aan nieuwe normen te voldoen om legitimiteit te behouden, zien we dat middelgrote bedrijven formele processen moeten inbedden om aan deze transparantie-eisen te voldoen. Veel middelgrote ondernemingen zullen hun rapportagesystemen moeten uitbreiden of updaten om ESG-data te verzamelen, valideren en te rapporteren volgens de ESRS-standaarden. Dit vergt investering in mensen en technologie, maar verhoogt ook de verantwoordingsdruk richting stakeholders zoals investeerders, banken en maatschappelijke partijen.


csrd

 

Impact op Governance

De CSRD raakt niet alleen de verslaggeving, maar dwingt middelgrote ondernemingen ook hun governance (ondernemingsbestuur) aan te scherpen. In het duurzaamheidsrapport moeten bedrijven expliciet ingaan op “de rol van duurzaamheid en MVO in het bestuur van de onderneming”. Dit impliceert dat raden van bestuur en directies van middelgrote organisaties duurzaamheid voortaan als integraal onderdeel van hun verantwoordelijkheden moeten beschouwen. Onder invloed van de CSRD zien we dat governance-structuren evolueren: veel ondernemingen stellen een ESG-verantwoordelijke of commissie aan op directieniveau, of voegen duurzaamheidsdoelstellingen toe aan de taken van bestuurders en toezichthouders. Ook wordt verwacht dat het bestuur zich actief buigt over duurzaamheidsrisico’s en -kansen op de korte, middellange en lange termijn, en hierover strategieën formuleert. Dit sluit aan bij de gedachte van stakeholder theory, waarbij goed ondernemingsbestuur betekent dat men rekening houdt met de belangen van een brede kring stakeholders (werknemers, klanten, leveranciers, samenleving) en niet enkel de aandeelhouder. De CSRD versterkt deze trend door van bedrijven te eisen dat ze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid in het bestuur verankeren en daar open over zijn.


Concreet heeft de CSRD voor middelgrote ondernemingen tot gevolg dat goed ondernemingsbestuur opnieuw gedefinieerd wordt met duurzaamheid als wezenlijk element. Zo moeten bedrijven in hun bestuursverslag uiteenzetten hoe het bestuur toezicht houdt op ESG-beleid, welke governance-structuren zijn opgezet (bijvoorbeeld een duurzaamheidscomité onder de Raad van Commissarissen), hoe het beloningsbeleid duurzaamheidsprestaties weerspiegelt, en hoe de verantwoordelijkheid in de keten is geregeld. Vooral dat laatste punt – ketenverantwoordelijkheid – krijgt nadruk: bestuurders moeten zorgen dat het bedrijf ook ethisch en duurzaam handelt in haar toeleveringsketen en daarover rekenschap aflegt. Dit kan inhouden dat middelgrote toeleveranciers bepaalde gedragscodes of duurzaamheidsstandaarden moeten naleven op verzoek van hun grotere klanten.

 

Vanuit institutional theory kan de CSRD worden gezien als een externe institutionele druk (coercive pressure) die ondernemingen ertoe aanzet hun bestuurscultuur en -processen aan te passen. Middelgrote bedrijven moeten mogelijk hun interne governance-documenten (zoals reglementen en risico-appetijt) herzien om aan de nieuwe eisen te voldoen en om hun legitimiteit in de markt te bewarengovernance-documenten (zoals reglementen en risico-appetijt) herzien om aan de nieuwe eisen te voldoen en om hun legitimiteit in de markt te bewaren. We zien ook dat sectororganisaties en de Nederlandse Corporate Governance Code toenemende aandacht besteden aan duurzaamheid, wat een normatieve druk creëert voor bedrijven om “bij te blijven”. Hierdoor ontstaat een soort verplichting voor bedrijven in Nederland om hun ESG-inspanningen serieus te nemen. level playing field waarin transparant bestuur over ESG-zaken de nieuwe standaard wordt.


Bovendien vereist de CSRD dat belanghebbenden worden betrokken bij het identificeren van materiële ESG-onderwerpen en de risico’s en kansen die daarmee gepaard gaan belanghebbenden worden betrokken bij het identificeren van materiële ESG-onderwerpen en de risico’s en kansen die daarmee gepaard gaan. Dit betekent dat goed bestuur in het CSRD-tijdperk inhoudt dat een bedrijf structureel in dialoog treedt met stakeholders – denk aan personeel, klanten, lokale gemeenschap, NGO’s – en hun input gebruikt bij besluitvorming. Die stakeholderbetrokkenheid vergroot de transparantie en vergroot het draagvlak voor duurzaamheidsinitiatieven binnen de onderneming. Governance is daarmee niet langer beperkt tot financiële prestaties en naleving van wetgeving, maar omvat actief omgevingsmanagement en het integreren van maatschappelijke verwachtingen in bedrijfsbeleid.



Integratie van ESG in strategie en bedrijfsvoering

 

De CSRD fungeert als katalysator voor diepere ESG-integratie binnen middelgrote ondernemingen. Waar duurzaamheid voorheen bij veel MKB-bedrijven vooral een vrijblijvende activiteit of marketingthema kon zijn, wordt het nu een strategische pijler. De richtlijn eist dat ondernemingen toelichten “op welke wijze duurzaamheid onderdeel is van de bedrijfsstrategie, het beleid en de processen voor risicomanagement”. Praktisch betekent dit dat middelgrote bedrijven hun bedrijfsstrategie moeten herijken met duurzaamheid in gedachten: er moeten duidelijke duurzaamheidsdoelen en KPI’s worden geformuleerd die aansluiten bij de overall bedrijfsdoelstellingen. Bijvoorbeeld kunnen middellange-termijndoelen voor CO₂-reductie of diversiteit in het personeel worden verankerd in het strategisch plan.


Ook risicomanagementprocessen moeten voortaan ESG-risico’s omvatten. Bedrijven worden geacht te identificeren welke klimaatrisico’s, milieuschades, mensenrechtenschendingen of governance-issues hun bedrijfscontinuïteit kunnen beïnvloeden, en daarvoor beheersmaatregelen te implementeren. De integratie van deze duurzaamheidsrisico’s in de reguliere risicomatrix is een wezenlijke verandering, die ervoor zorgt dat ESG-aspecten een vaste plaats krijgen in investeringsbeslissingen en operationele planning. Hierbij sluit de institutional theory aan: de formele druk van regelgeving (CSRD) en de verwachtingen van financiële stakeholders (zoals banken die duurzaamheidsinformatie eisen) maken dat bedrijven uit legitimiteitsoverwegingen ESG-factoren net zo serieus moeten nemen als traditionele financiële metriek. Sterker nog, investeerders en kredietverstrekkers gaan duurzaamheidsdata, zoals die van de European Sustainability Reporting Standards, meewegen in hun besluiten, waardoor integratie van ESG ook een voorwaarde wordt voor toegang tot kapitaal.


Stakeholder theory biedt eveneens een lens om deze ontwikkeling te begrijpen: bedrijven die hun strategie afstemmen op de belangen van stakeholders (omwonenden, consumenten, werknemers) zullen op langere termijn meer bestaansrecht en goodwill genieten. De CSRD stimuleert dit door stakeholderdialoog te verankeren in de materialiteitsanalyse (bedrijven moeten in gesprek met belanghebbenden bepalen welke duurzaamheidsonderwerpen “wezenlijk” zijn). Een middelgroot bedrijf kan bijvoorbeeld ontdekken dat klanten vooral waarde hechten aan eerlijke arbeidsomstandigheden in de keten, of dat omwonenden milieuvriendelijke productie eisen – deze inzichten dienen vervolgens hun weerslag te vinden in de bedrijfsstrategie en doelstellingen. Zodoende ontstaat een meer holistische bedrijfsvoering: winstgevende groei gaat hand in hand met sociale verantwoordelijkheid, milieubeheer en de Europese Green Dealholistische bedrijfsvoering: winstgevende groei gaat hand in hand met sociale verantwoordelijkheid, milieubeheer en de Europese Green Deal.


Daarnaast merken we dat de CSRD leidt tot organisatorische veranderingen zoals het ontwikkelen van een duurzaamheidsstrategie moet voldoen aan de eisen die bedrijven verplicht zijn te rapporteren. (indien nog niet aanwezig) of het formaliseren van bestaande initiatieven. Volgens de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) zullen ondernemingen vaak een duurzaamheidstrategie moeten opstellen of updaten en hun interne processen en systemen daarop inrichten. Dit houdt bijvoorbeeld in dat er binnen de organisatie trainingen komen over ESG, dat IT-systemen worden aangepast om CO₂- en HR-gegevens te monitoren, en dat er interne communicatie op gang komt rondom duurzame doelstellingen. Voor middelgrote bedrijven, die vaak minder gespecialiseerde staf hebben dan grote multinationals, is dit een significante verandering die een cultuuromslag kan vereisen. Duurzaamheid verschuift van “iets extra’s” naar een kernonderdeel van de bedrijfsidentiteit en -operatie.

De integratie van ESG biedt overigens niet alleen verplichtingen, maar ook kansen voor middelgrote ondernemingen. Bedrijven die vooroplopen met duurzaamheid kunnen profiteren van een sterker imago, aantrekkelijker zijn voor talent op de arbeidsmarkt en nieuwe marktkansen grijpen (bijvoorbeeld door duurzame producten/diensten te ontwikkelen). Sommige middelgrote bedrijven zien dankzij systematische duurzaamheidsdata ook mogelijkheden voor kostenreductie, bijvoorbeeld via energiebesparing of efficiënter grondstoffengebruik. Compliance met CSRD kan zo leiden tot innovatie en verbeterde interne samenwerking, omdat verschillende afdelingen (financiën, HR, operations) moeten samenwerken om de benodigde ESG-informatie te leveren. Dit alles bevestigt dat diepgaande ESG-integratie geen vrijblijvende trend meer is, maar een noodzaak én potentiële aanjager van waardecreatie.


Kosten en economische impact


De invoering van de CSRD brengt onvermijdelijk kosten met zich mee voor middelgrote ondernemingen. Volgens de compliance cost theory drukken nalevingskosten relatief zwaarder op kleinere organisaties, omdat zij minder schaalvoordelen hebben om vaste kosten te absorberen. In de praktijk worden MKB-ondernemers geconfronteerd met administratieve lasten en hoge nalevingskosten, terwijl directe baten niet altijd zichtbaar zijn. Middelgrote bedrijven moeten investeren in deskundigheid (bijvoorbeeld het aantrekken of opleiden van duurzaamheidspecialisten), in IT-systemen voor dataverzameling en rapportage, en in externe advies- en assurancekosten. Zo vereist de CSRD dat veel data die voorheen niet systematisch werden bijgehouden – denk aan CO₂-emissies in de keten, diversiteitscijfers of energiefootprint – nu op regelmatige basis verzameld en gevalideerd worden. Het opzetten van dergelijke meet- en controlesystemen kan aanzienlijke initiële investeringen vragen.


Daarnaast komen er terugkerende kosten: jaarlijks moet het duurzaamheidsverslag worden opgesteld volgens de ESRS-standaarden, meestal een uitgebreide exercitie die tijd van management en medewerkers vraagt, of de inzet van externe consultants indien interne capaciteit ontbreekt. Ook de eerder genoemde accountantscontrole op het duurzaamheidsrapport brengt kosten met zich mee, vergelijkbaar met een accountantsverklaring bij financiële jaarrekeningen. Schattingen variëren, maar voor een middelgrote onderneming kan de jaarlijkse compliance-kostenpost (inclusief extra personeel, systemen en assurance) flink oplopen – in orde van grootte van enkele tienduizenden tot wellicht honderdduizenden euro’s, afhankelijk van complexiteit van de activiteiten. Dit weegt relatief zwaar mee in de begroting van een MKB-bedrijf.


Belangrijk is dat sommige van deze kosten voor de baten uitgaan. De voordelen van transparantie (zoals verbeterde reputatie, of toegang tot duurzaamheidsgeoriënteerde investeerders) manifesteren zich vaak pas op langere termijn, terwijl de kosten meteen gemaakt moeten worden. Uit onderzoek onder mkb’ers blijkt dan ook dat momenteel meer nadelen dan voordelen worden gezien; veel bedrijven ervaren de CSRD vooral als extra last in plaats van kans. Met name als grotere afnemers ongericht en ruimhartig informatie opvragen (“baat het niet, dan schaadt het niet”), kunnen de financiële en operationele lasten voor het MKB onevenredig hoog worden. In zo’n scenario kunnen compliance-kosten zwaarder wegen dan eventuele omzetgroei of besparingen die duurzame bedrijfsvoering oplevert. Dit risico onderstreept het belang van proportionaliteit en gefaseerde invoering.


De Europese en Nederlandse regelgevers erkennen de kostendruk op met name kleinere en middelgrote ondernemingen. Daarom bevat de CSRD zelf al enkele faseringen en vrijstellingen om de lasten te verlichten, moeten bedrijven in Nederland zich voorbereiden op de veranderingen die de CSRD met zich meebrengt. Zo mogen bedrijven met minder dan 750 werknemers bepaalde gedetailleerde rapportagevereisten uitstellen met 2 tot 3 jaar (bijvoorbeeld rondom complexere onderwerpen als biodiversiteit en sommige sociale indicatoren). Dit geeft middelgrote organisaties extra tijd om data te verzamelen en capaciteit op te bouwen, waardoor de initiële kosten gespreid kunnen worden. Daarnaast wordt op EU-niveau gewerkt aan een “value chain cap”: grote bedrijven mogen straks alleen nog maar duurzaamheidsinformatie opvragen van toeleveranciers die zélf onder de CSRD vallen, en voor niet-plichtige MKB-partners hooguit volgens de VSME-standaard. Die VSME (Voluntary Sustainability Reporting Standard for SMEs) is een vereenvoudigde, vrijwillige standaard ontwikkeld door EFRAG om niet-beursgenoteerde MKB’s een kostenefficiënt raamwerk te bieden voor duurzaamheidsrapportage. Middelgrote bedrijven kunnen er vrijwillig voor kiezen deze standaard te hanteren, zodat zij gestandaardiseerde informatie kunnen aanleveren aan banken en grote klanten zonder de volle last van de uitgebreide CSRD-rapportage. Dit wordt gezien als kans om de wildgroei aan individuele vragenlijsten te verminderen en de administratieve lasten te drukken.


Zeer actueel is bovendien dat de Europese Commissie eind 2023 een zogenoemd “SME Relief Package” heeft aangekondigd met voorstellen om de regeldruk van CSRD verder te verlichten. In een concept-wijziging (Omnibus I) is voorgesteld om de CSRD-rapportageplicht te beperken tot echt grote bedrijven (bijv. >1000 medewerkers), beursgenoteerde MKB-bedrijven vrijstelling te geven en bepaalde verplichtingen (zoals assurance) te versimpelen. Let op: dit betreft vooralsnog voorstellen – de huidige CSRD-wetgeving geldt onverkort totdat een wijziging is aangenomen. Maar het feit dat dergelijke aanpassingen in beeld zijn, toont aan dat men rekening houdt met de onevenredige kostenlast voor het MKB. Voor nu moeten middelgrote ondernemingen zich echter voorbereiden op de bestaande CSRD-eisen en daarbij slim gebruikmaken van de geboden fasering en ondersteuning vanuit brancheorganisaties en overheid.


Implementatie-uitdagingen voor middelgrote organisaties

CSRD

Het voldoen aan de CSRD brengt diverse implementatie-uitdagingen met zich mee, zeker voor middelgrote organisaties die vaak beperktere middelen en expertise hebben dan grote bedrijven, en die moeten voldoen aan de vereisten van de Europese Unie. Een eerste uitdaging is het interpretatie en kennisvraagstuk: de CSRD en de bijbehorende ESRS-standaarden vormen een nieuw en complex terrein. Veel middelgrote ondernemingen moeten zich de komende tijd verdiepen in vakjargon, rapportageprincipes (zoals materialiteitsanalyses, scope 1-2-3 emissies, due diligence) en nieuwe verplichtingen. Er is sprake van een steile leercurve, waarbij men afhankelijk is van handleidingen van bijvoorbeeld EFRAG, voorlichting via SER/NBA en eventueel externe adviseurs. De onzekerheid wordt vergroot doordat de nationale implementatiewet in Nederland vertraging heeft opgelopen – pas in 2025 wordt de definitieve wetgeving verwacht – waardoor bedrijven in 2024 soms nog in het ongewisse waren over detailregels. Dit vergt flexibiliteit en proactief handelen: vooruitlopend op wetgeving vast beginnen met wat al duidelijk is (bijvoorbeeld zich oriënteren op de concept-ESRS).

Een tweede uitdaging betreft de dataverzameling en -kwaliteit. Middelgrote bedrijven beschikken niet altijd over gestructureerde systemen om de vereiste ESG-gegevens te verzamelen. Denk aan het monitoren van CO₂-uitstoot bij productie, energie- en watergebruik, diversiteitsstatistieken of leveranciersinformatie over mensenrechten. Vaak staan deze gegevens verspreid over verschillende afdelingen of systemen, of worden ze nog helemaal niet gemeten. Implementatie van CSRD vraagt om het opzetten van nieuwe registratieprocessen en waarschijnlijk de aanschaf of inrichting van IT-tools (bijv. een duurzaamheidsrapportagetool of uitbreiden ERP-systemen met ESG-modules). Uit onderzoek blijkt dat MKB-bedrijven het lastig vinden om geschikte IT-oplossingen en standaarden te vinden om aan datarequests te voldoen. Bovendien moeten de verzamelde data van voldoende kwaliteit zijn, gezien de assurance-eis: bedrijven zullen interne controles en validatieprocessen moeten invoeren om de juistheid en volledigheid van duurzaamheidsinformatie te garanderen. Dit kan een cultuurverandering vereisen, waarin “meten is weten” ook voor niet-financiële informatie gaat gelden.


Resource- en capaciteitsproblemen vormen een derde obstakel. Middelgrote organisaties opereren vaak met een compact managementteam en beperkte staf. Het opstellen van een CSRD-conform verslag vergt multidisciplinaire inzet (financiën, HR, operations, facilitair, inkoop, etc.). Niet elke organisatie heeft een duurzaamheidsexpert in huis; er is schaarste aan mensen met kennis van zowel duurzaamheid als verslaggeving. Hierdoor moeten veel bedrijven externe hulp inschakelen of hun medewerkers opleiden. Dit legt beslag op tijd en geld, en de concurrentie om kundig personeel op dit vlak is groot. Bovendien zal de werkdruk tijdelijk stijgen: de eerste keren rapporteren vergt opstartwerk (policies schrijven, data terugwerkend bijeen zoeken over voorgaande jaren, benchmarks bepalen). Volgens een recente peiling voelt ongeveer 40% van de MKB’ers zich ronduit slecht of nauwelijks voorbereid op de introductie van de CSRD. Er is dus een aanzienlijke inhaalslag nodig.


Een vierde uitdaging is het veranderen van interne processen en bewustwording. Duurzaamheidsrapportage raakt alle delen van de organisatie, van inkoop (leveranciers vragen om info), HR (gegevens over personeelssamenstelling en -welzijn) tot productie (milieu-indicatoren). Bedrijven moeten zorgen voor interne coördinatie: vaak wordt een duurzaamheidsteam of -werkgroep opgezet om informatie bijeen te brengen en acties uit te zetten. Het kan moeite kosten om iedereen “mee te krijgen” en bewustzijn te kweken dat dit niet slechts een administratieve last is, maar onderdeel van de bedrijfsvisie. Change management speelt hier: leidinggevenden moeten het belang communiceren en eventueel prikkels invoeren (bijv. ESG-doelen koppelen aan prestatie-indicatoren) om de hele organisatie op één lijn te krijgen.


Tenslotte is er de uitdaging van externe afhankelijkheden. Middelgrote ondernemingen zijn deels afhankelijk van hoe hun omgeving reageert: krijgen ze tijdige en duidelijke informatie van hun grote klanten over wat precies nodig is? Zijn er vanuit brancheverenigingen of overheid handige templates, benchmarks of tools beschikbaar die hen op weg helpen? Gelukkig ontstaan er initiatieven zoals sectorale richtsnoeren, gezamenlijke platforms (de SER biedt Q&A’s, webinars, en er zijn Communities of Practice opgezet) en hulpmiddelen via de Kamer van Koophandel. De implementatie wordt daarmee een gezamenlijke ontdekkingsreis, waarbij het delen van best practices tussen bedrijven cruciaal is. Institutional theory benadrukt dat bedrijven ook van elkaar leren onder regelgeving: men kijkt hoe peers het aanpakken en volgt bijvoorbeeld toonaangevende spelers in de sector (mimetic isomorphism), wat leidt tot betere kwaliteit van duurzaamheidsinformatie. Dit kan positief werken: succesvolle implementatievoorbeelden scheppen navolgbare blauwdrukken voor anderen.


Samenvattend vergt CSRD-implementatie van middelgrote bedrijven dat zij hun processen herzien voor betere kwaliteit van duurzaamheidsinformatie. vooruitziendheid, investeringen en samenwerking. Het is niet louter een technische invoering van nieuwe verslaggevingsregels, maar een transformatie in hoe de organisatie denkt en doet op het gebied van duurzaamheid. De uitdaging is groot, maar met de juiste ondersteuning en fasering kunnen middelgrote ondernemingen zich aanpassen en uiteindelijk profiteren van de meerwaarde die een duurzame koers biedt.


Read More

Scroll to Top